NL Hollandsk ordbog: onbetwistbaar
onbetwistbaar har 163 oversættelser på 8 sprog
Gå til Oversættelser
oversættelser af onbetwistbaar
- certainly [overtuiging]
- absolute [duidelijk]
- indubitable [duidelijk]
- unquestionable [duidelijk, waarheid]
- emphatic [duidelijk]
- absolutely [overtuiging]
- positively [overtuiging]
- surely [overtuiging]
- undeniably [overtuiging, waarheid]
- unquestionably [overtuiging, waarheid]
- without a doubt [overtuiging]
- easily [overtuiging]
- by all means [overtuiging]
- decisively [waarheid]
- decidedly [waarheid]
- indisputable [waarheid]
- irrefutably [waarheid]
- indisputably [waarheid]
- incontestably [waarheid]
- unarguably [waarheid]
- unimpeachable [waarheid] (formal)
- irrefutable [argument]
- undeniable [waarheid]
- incontrovertible [waarheid] (formal)
- incontestable [waarheid]
- undoubted [waarheid]
- unassailable (adj) [undeniable, incontestable or incontrovertible]
NL ES Spansk 23 oversættelser
- efectivamente (o) [overtuiging]
- de verdad (o) [overtuiging]
- en efecto (o) [overtuiging]
- absoluto (a) [duidelijk]
- indudable (a) [duidelijk]
- indiscutible (a) [argument, duidelijk, waarheid]
- absolutamente (o) [overtuiging]
- decididamente (o) [overtuiging, waarheid]
- ciertamente (o) [overtuiging]
- sin duda alguna (o) [overtuiging]
- desde luego (o) [overtuiging]
- indudablemente (o) [overtuiging]
- por supuesto (o) [overtuiging]
- naturalmente (o) [overtuiging]
- intachable (a) [argument, waarheid]
- incontestable (a) [argument, waarheid]
- innegable (a) [argument, waarheid]
- irrefutablemente (a) [argument, waarheid]
- indiscutiblemente (o) [waarheid, argument]
- sin ninguna duda (a) [argument, waarheid]
- irrecusable (a) [argument, waarheid]
- irrefutable (a) [argument, waarheid]
- decisivamente (o) [waarheid]
NL FR Fransk 24 oversættelser
- vraiment [overtuiging]
- certainement [overtuiging]
- réellement [overtuiging]
- absolu [duidelijk] {m}
- indubitable [duidelijk]
- indiscutable [duidelijk]
- absolument [overtuiging]
- parfaitement [overtuiging]
- sûrement [overtuiging]
- affirmativement [overtuiging]
- sans doute [overtuiging]
- indiscutablement [argument, waarheid]
- incontestablement [argument, waarheid]
- indubitablement [waarheid]
- certes [overtuiging]
- assurément [overtuiging]
- indéniable [argument, waarheid]
- incontestable [argument, waarheid]
- irréfutablement [argument, waarheid]
- indéniablement [waarheid, argument]
- inattaquable [argument, undeniable, incontestable or incontrovertible, waarheid]
- irrécusable [argument, waarheid]
- irréfutable [argument, waarheid]
- inexpugnable (adj) [undeniable, incontestable or incontrovertible]
NL DE Tysk 14 oversættelser
- bestimmt (o) [overtuiging]
- absolut (a) [duidelijk, overtuiging]
- sicherlich (o) [overtuiging]
- unbedingt (o) [overtuiging]
- zweifellos (a) [duidelijk]
- unverkennbar (o) [waarheid]
- unbestritten (a) [waarheid]
- unstrittig (o) [waarheid]
- unbestreitbar (a) [argument, waarheid]
- unleugbar (o) [waarheid]
- unumstritten (o) [waarheid]
- unwiderlegbar (o) [waarheid]
- unzweifelhaft (o) [waarheid]
- unangreifbar (a) [waarheid]
NL IT Italiensk 25 oversættelser
- veramente (o) [overtuiging]
- davvero (o) [overtuiging]
- certamente (o) [overtuiging]
- assoluto (a) [duidelijk] {m}
- indiscusso (a) [duidelijk]
- indiscutibile (a) [duidelijk]
- assolutamente (o) [overtuiging]
- sicuramente (o) [overtuiging]
- senza dubbio (o) [overtuiging]
- senz'altro (o) [overtuiging]
- indubbiamente (o) [overtuiging]
- certo (o) [overtuiging]
- nettamente (o) [waarheid]
- irreprensibile (a) [argument, waarheid]
- incontestabile (a) [argument, waarheid]
- inconfutabilmente (a) [argument, waarheid]
- irrefutabilmente (a) [argument, waarheid]
- innegabilmente (a) [argument, waarheid]
- indiscutibilmente (a) [argument, waarheid]
- incontestabilmente (a) [argument, waarheid]
- inattaccabile (a) [argument, waarheid]
- inoppugnabile (a) [argument, waarheid]
- irrecusabile (a) [argument, waarheid]
- innegabile (a) [argument, waarheid]
- decisamente (o) [waarheid]
NL PT Portugisisk 27 oversættelser
- de fato (o) [overtuiging]
- certamente (o) [overtuiging]
- realmente (o) [overtuiging]
- absoluto (a) [duidelijk] {m}
- indubitável (a) [duidelijk, waarheid]
- inquestionável (a) [argument, duidelijk, rare: positive; clear, waarheid]
- indiscutível (a) [duidelijk, waarheid]
- absolutamente (o) [overtuiging]
- positivamente (o) [overtuiging]
- com certeza (o) [overtuiging]
- inegavelmente (a) [argument, overtuiging, waarheid]
- inquestionavelmente (a) [argument, overtuiging, waarheid]
- sem dúvida (o) [overtuiging]
- certo (adj n) [rare: positive; clear]
- decisivamente (o) [waarheid]
- incontestavelmente (a) [argument, waarheid]
- definitivamente (o) [overtuiging]
- asseguradamente (o) [overtuiging]
- incontestável (a) [argument, undeniable, incontestable or incontrovertible, waarheid]
- irrepreensível (a) [argument, waarheid]
- irreprochável (o) [waarheid, argument]
- irrefutavelmente (a) [argument, waarheid]
- irrefutável (a) [argument, waarheid]
- irrebatível (a) [argument, waarheid]
- inegável (a) [argument, waarheid]
- indisputável (a) [waarheid]
- decididamente (o) [waarheid]
NL SV Svensk 22 oversættelser
- verkligen (o) [overtuiging]
- faktiskt (o) [overtuiging]
- riktigt (o) [overtuiging]
- absolut (a) [duidelijk, overtuiging]
- otvivelaktig (a) [duidelijk]
- odiskutabel (a) [duidelijk]
- säkerligen (o) [overtuiging]
- otvivelaktigt (o) [overtuiging, waarheid]
- sannerligen (o) [overtuiging]
- bestämt (o) [overtuiging, waarheid]
- säkert (o) [overtuiging]
- med visshet (o) [overtuiging]
- självklart (o) [overtuiging]
- definitivt (o) [overtuiging]
- obestridlig (a) [argument, waarheid]
- oantastlig (a) [argument, waarheid]
- oomtvistlig (a) [argument, waarheid]
- oemotsäglig (a) [argument, waarheid]
- ovedersäglig (o) [waarheid, argument]
- ovederlägglig (a) [argument, waarheid]
- oangriplig (a) [argument, waarheid]
- oförneklig (a) [argument, waarheid]
Ord før og efter onbetwistbaar
- onbetekenend
- onbeteugeld
- onbetreden
- onbetrokkenheid
- onbetrouwbaar
- onbetrouwbaarheid
- onbetrouwbare verteller
- onbetrouwbare vertelster
- onbetwijfelbaar
- onbetwist
- onbetwistbaar
- onbevangen
- onbevattelijk
- onbevlekt
- onbevolkt
- onbevooroordeeld
- onbevredigbaar
- onbevredigd
- onbevredigend
- onbevreesd
- onbevreesdheid